Klok Maurus, gehavend erfgoed

Van lelijk eendje tot Museumschat.

Met de klok Maurus hebben wij, gezien het overduidelijke herstelwerk in haar flank, misschien een lelijk eendje in huis, maar wel een klok met een dijk van een verhaal.

De bronzen klok hing vanaf haar geboorte in 1642 tot het jaar 1657 in de Benedictijner abdij van het Vlaamse Sint-Winoksbergen onder de rook van Duinkerken.
Het stadje – al bewoond in de tijd van de Galliërs – werd in de loop van 20 eeuwen voortdurend betwist door de omringende grote machten.
In de 17e eeuw was Sint-Winoksbergen als lid van de Londense Hanze uitgegroeid tot een belangrijke plaats. Het stadje lag strategisch dicht aan zee, had een bloeiende abdij plus een garnizoen.
De bronzen klok draagt het opschrift: RD.ABBAS C AB ARGENTEAV Ao 1642 PRAELATIONIS 17 CAMPANAS SVB DEBITA O TENORUM CONSONANTIA CONFALRI IVSSIT MIIQUE NOMEN MAVRI DEDIT. Vertaald: De hoogeerwaarde heer abt Charles d’Argenteau heeft in het jaar 1642  17 klokken van de abdij met de vereiste klank-harmonie laten gieten en mij de naam Maurus gegeven.
De klok draagt op een meegegoten zegel tussen de gebruikelijke sierringen en friezen met gestileerde kruisbloemen ook het wapen van Charles II d’Argenteau

afbeelding: Abdij St.Winoc met op de voorgrond de St Maartenskerk, kopergravure Jacobus de la Fontaine 1649
Bronvermelding: Wikipedia

Charles was een abt uit de hoge Vlaamse adel.
Hij liet Maurus en de overige 16 beiaardklokken door een onbekend gebleven gieter vervaardigen in een uiterst roerige tijd.
Spanje en de Verenigde Nederlanden vochten om Sint-Winoksbergen. Maar ook Frankrijk aasde erop.
Een jaar nadat de abdij haar carillon uit de trotse St. Maartenskerk had verkocht, wist Lodewijk XIV het pleit te beslechten en werd Sint Winoksbergen definitief Frans gebied en omgedoopt tot Bergues.
Aan de klok Maurus ging dat allemaal voorbij…

De klok kwam al in 1659 in de Nederlands Hervormde Kerk in het Zeeuwse Terneuzen terecht. Hoe weten we niet, wel dat ze daar tot 1949 – bijna drie eeuwen lang – dienst deed als intermediair tussen hemel en aarde.

Ook weten we niet precies wanneer en hoe Maurus een grote scheur opliep. Wel dat die rond 1900 bepaald niet onzichtbaar werd hersteld door Charles Louis Teirlinck (1848-1923) uit het Belgische Zegelsem. Na diens lapwerk bleek de klank nog verrassend goed. Teirlinck genoot in West-Europa dan ook vermaardheid opzijn terrein.

Op 2 maart 1943 ontsnapte Maurus op het nippertje aan totale vernietiging toen ze door de nazi’s werd gevorderd en afgevoerd naar een opslag in Spijk. Dankzij haar voorname afkomst werd ze niet versmolten, maar keerde ze na de oorlog terug naar Terneuzen. In 1949 werd ze niettemin als oud-metaal ingeleverd bij Royal Eijsbouts.

In 1969 vond Maurus als  ‘gehavend’ erfgoed uiteindelijk een veilige haven in ons museum.

Deel op: